Eind van de jaren '70 stond de kerkuil (Tyto alba ) op de "Rode lijst" van de met uitsterven bedreigde diersoorten in België.
Op het einde van 1979 werd een werkgroep opgericht met als voornaamste doel het behoud van de kerkuil als broedvogel in ons land.
In Vlaanderen werd in 1980 door de Kerkuilwerkgroep (toen nog de 'Werkgroep Bescherming Roofvogels', later het 'Nationaal Kerkuilproject') een grootscheepse inventarisatie opgezet. Een gelijkaardige, maar veel kleinschaliger actie werd in Wallonië op touw gezet. Al snel bleek een nijpend tekort aan broedgelegenheid aan de basis te liggen van de sterke achteruitgang van het kerkuilbestand.
Tot en met de zomer van 1986 zag het er voor de Kerkuil niet al te best uit, zijn toekomst was onzeker. Honderden speciale nestkasten werden opgehangen in kerken, schuren, molens, opslagplaatsen, en zelfs bewoonde huizen werden voor de kerkuil aantrekkelijk gemaakt. Heel wat aandacht en zorg werd ook besteed aan het voedselaanbod, vooral in de onmiddellijke omgeving van broedplaatsen. Vanaf 1987 kunnen we dan werkelijk spreken van een explosieve comeback. Opeenvolgende zachte winters en het baanbrekend werk van de Kerkuilwerkgroep hebben de populatie momenteel teruggebracht op het niveau van voor de strenge winter ’62-’63, met meer dan 1500 broedparen in Vlaanderen.